Tips – voor motorrijders

Controleren voor elke rit…

Een korte controle-check van je motorfiets voor vertrek is een uitstekende gewoonte om je aan te leren. Zo kom je minder snel voor verrassingen te staan. Een handig ezelsbruggetje hierbij is het woord BRAVOK

Dit zijn de belangrijkste onderdelen:

BandenBandenspanning: deze moet voldoende zijn. Deze kun je meestal terugvinden in het instructieboek van de betreffende motor.

Profieldiepte: het bandenprofiel dient voor afvoer van vuil en water. Wettelijk is het minimum profieldiepte 1 mm (dan beginnen de slijtindicatoren). Het is verstandig om niet met minder dan 2 mm profiel te gaan rijden.

Uitdroging: niet uitgedroogd (scheuren in band). Check ook eens de DOT-code van de band (bij aanschaf van een tweedehands motor). De meeste banden zijn voorzien van een DOT code (DOT staat voor Department Of Transportation). Deze DOT code biedt informatie over verschillende zaken die verband houden met de productie van de band. Bij banden geproduceerd voor het jaar 2000 bestaat de DOT code uit 3 cijfers. Bij banden geproduceerd in het jaar 2000 of later bestaat de DOT code uit 4 cijfers.

De laatste vier cijfers van de DOT code (bijv. ‘3209’) bevatten informatie over de productiedatum van de band:
De eerste twee cijfers staan voor de productieweek. De laatste twee cijfers staan voor het productiejaar. De band uit bovenstaand voorbeeld is geproduceerd in week 32 van het jaar 2009.

Beschadigingen: geen steentjes of glas (deze verwijderen). Spijkers en schroeven laten zitten en door de garage laten verwijderen. M.A.W Geen grove beschadigingen aan de band.

Slijtage: Gelijke slijtage over het gehele loopvlak.

Ventiel dop: deze is aanwezig. Deze dient nl. om het ventiel te beschermen tegen roest, vocht en indringen van vuil. Door de centrifugaalkracht kan het vuil juist bij hoge snelheid het ventiel indrukken waardoor de band zal leeglopen.

Brandstof Brandstofkraan: Controleer de stand van de brandstofkraan (als deze aanwezig is). De meeste (vacuüm) gestuurde benzinekranen hebben de volgende standen:
On: de benzinekraan gaat open bij het vacuüm dat ontstaat wanneer de motor draait. De reservestand van de benzinekraan is nog niet ingeschakeld.
Res: de benzinekraan gaat open bij het vacuüm dat ontstaat wanneer de motor draait. De reservestand van de benzinekraan is ingeschakeld. De hoeveelheid reservebrandstof kun je meestal terugvinden in het instructieboek van de betreffende motor.
Pri: de benzinekraan staat in de Prime stand. Dit betekent dat de benzinekraan open staat onafhankelijk of er wel/geen vacuum aanwezig is. Deze stand wordt meestal gebruikt wanneer de vlotterkamers van de carburateurs onvoldoende benzine bevatten (bijv. na het aftappen van de vlotterbakken).

RemmenDe controle punten voor de remmen zijn (wanneer beide remmen hydraulisch worden bediend, d.w.z. door middel van remvloeistof):

Vloeistofniveau: van zowel de voor- als achterrem mag het vloeistofniveau niet onder het minimum komen. Wanneer dit wel zo is dan ontstaat nl. het risico dat er lucht in de remleidingen terecht komt. Lucht is samendrukbaar en zorgt voor gedeeltelijk of volledig verlies van de remmende werking.

Een daling van het remvloeistof niveau kan het gevolg zijn van slijtage van de remblokken , of door lekkage. Bij lekkage verliest de motor zijn remmende werking doordat geen remdruk kan worden opgebouwd.

Remschijven: visueel controleren op gelijkmatige slijtage. er mogen geen diepe krassen e.d. aanwezig zijn.

Remblokken: visueel controleren op gelijkmatige slijtage. De slijtage indicator moet zichtbaar zijn. Indien deze niet meer zichtbaar is dan moeten de remblokken als set vervangen worden.

ABS: het controlelampje op dashboard brand bij starten en dient uit te gaan wanneer er ca 10 km/h gereden wordt. 

AccuBevestiging: De accu moet deugdelijk bevestigd zijn.

Vloeistof niveau: controleren of er voldoende vloeistof aanwezig is in de accu (geldt alleen indien er geen sprake is van een onderhoudsvrije accu). Indien het vloeistofniveau onder het minimum niveau staat, moet deze worden aangevuld met gedestilleerd water.

Accupolen: controleren of de accupolen goed vast zitten en niet geoxideerd zijn. Oxidatie kan voorkomen worden door de polen van de accu in te vetten met zuurvrije Vaseline.

VeringLekkage: de vering moet voor en achter schoon zijn en geen lekkage vertonen. Dit is duidelijk te herkennen in de buurt van de oliekeerringen bij de voorvork. Daar zal bij lekkage olie uit de voorvork komen.

Aandachtspunt: voor de achtervering is het verstandig om te weten wat de stelmogelijkheden zijn i.v.m. een passagier of bagage. Bij het rijden met een passagier en/of bagage is het voor de stabiliteit namelijk beter als de achterveren wat stugger zijn afgesteld. Raadpleeg voor de afstelmogelijkheden het instructieboek van de betreffende motor.

VerlichtingControle: de controle van verlichting gebeurd vlak voor je de weg op gaat. Voor- en achterrem hebben een aparte schakelaar, deze dienen ieder onafhankelijk  van elkaar het remlicht aan te sturen. Richtingaanwijzers links en rechts worden gecontroleerd, werking van voor en achterlicht en de claxon.

OliepeilNiveau: de olie moet op niveau zijn. in de vuldop is een peilstok gemonteerd of in het kijkglaasje aan de zijkant is het olieniveau af te lezen. Let er bij het peilen op dat de motor rechtop staat. Het meest handig is om de olie te peilen als de motor nog koud is. De olie zit dan nog onder in het carter (bij een wet-sumpsysteem). Dit is belangrijk i.v.m een juiste indicatie van het oliepeil.

Met warme motor kan de olie ook gepeild worden, wel 5 minuten wachten tot de olie is teruggezakt in het carter. Hoeveel en welke olie er bijgevuld moet worden staat in het instructieboek. In de meeste gevallen wordt er een JASO2 olie voorgeschreven. dit i.v.m. de veelal gebruikte natte platen koppeling.

Voor wat betreft de hoeveelheid is het over het algemeen zo dat het verschil tussen minimum en maximum meestal een 0,5 liter is.

KettingSmeren: voor een langere levensduur van de ketting is het verstandig om deze regelmatig te smeren. Het beste kun je dit doen na een rit, wanneer de ketting nog warm is.

Gemiddeld betekent dit dat je ongeveer elke 500 km je ketting zult moeten smeren. Rij je in de regen of lange ritten dan zal je nog vaker de ketting moeten smeren.

Speling: de kettingspeling moet gemiddeld 2 à 3 cm zijn, gemeten aan de onderzijde van de ketting in het midden tussen voor- en achter kettingwiel.

Indien de kettingspeling te groot is zal de ketting gesteld moeten wordt. Dit gebeurt door het gelijkmatig naar achteren verstellen van het achterwiel totdat de juiste speling is verkregen.

Slijtage: het kettingwielset is versleten als de kettingwielen scherp (vorm van haaietand) worden. Een manier om te controleren of de ketting versleten is om deze bij het achterkettingwiel van het kettingwiel af te trekken. Als dit meer dan 1 cm is dan is het tijd om de volledige kettingset te vernieuwen.

Het voor- en achter kettingwiel en de ketting dienen tegelijkertijd vervangen te worden.

Koelvloeistof Niveau: controleer (bij een koude motor) of het koelvloeistofniveau in het expansievat tussen het minimum- en maximum peil staat

Schoonmaken: om een goede werking van de radiator te waarborgen moet deze regelmatig schoongemaakt worden. Let erop dat de radiator wordt schoongemaakt wanneer deze volledig is afgekoeld. Het schoonmaken dient via de achterzijde te gebeuren! Op deze manier kan het vuil wat in de radiator gekomen is er ook uit. Dit dient met zacht stromend water te gebeuren. Daarbij voorzichtig in de richting van de lamellen borstelen.